1979 – Op Hoop van Zegen
Anders dan in veel moraliserende stukken voor Heijermans’ tijd, gaat het in dit realistische werk niet om een zwart-wittekening van goed tegen kwaad.[3] De personages zitten gevangen in een levenslot waaruit zij niet kunnen ontsnappen. Voor de hoofdpersoon, de vissersweduwe Kniertje, die zowel haar man als twee zoons al aan de zee verloren heeft, is er geen andere wereld denkbaar dan het vissersbestaan. Zij dwingt toch haar beide nog levende jongens aan te monsteren voor de visvangst op de “drijvende doodkist”, want dat is de wrakkige Op hoop van zegen feitelijk. Dat het dan in een storm vergaat, valt ook niet geheel te wijten aan Bos, de reder. Ook hij is in zekere zin een speelbal van het lot: met grote inspanning heeft hij zich opgewerkt tot zijn vooraanstaande positie, en nu is hij daarin opgesloten en kan zich er niet uit ontwarren.